Uiterlijk en herkenning van de bruine kikker
Een volwassen bruine kikker valt direct op door zijn kleur: die varieert van lichtbruin tot donkerbruin. Soms heeft hij zelfs vlekken of strepen op de rug en flanken. Achter elk oog zit een donkere vlek, die lijkt op een masker. Dit is een goed herkenningspunt. Zijn snuit is kort en een beetje rond. Tussen de schouders zie je een soort lichte streep op zijn rug. De buik is meestal lichter van kleur, soms bijna wit, met kleine donkere stippen. Deze kikker is meestal tussen de zes en negen centimeter lang. Kleintjes lijken een beetje op miniatuurversies van de volwassen variant, maar hun kleur is vaak nog iets lichter.
Leefgebied en verspreiding door heel Nederland
Door bijna heel Nederland kun je de gewone bruine kikker vinden, van het platteland tot in de stad. Vooral in vochtige gebieden voelt deze soort zich thuis. Denk aan vijvers, sloten, natte bossen en zelfs stadstuinen. Je hoort en ziet ze vooral in het voorjaar, omdat ze dan uit hun winterrust komen en op zoek gaan naar een waterplek om eieren te leggen. Ze schuwen mensen niet en trekken vaak naar tuinen omdat daar genoeg voedsel is, zoals insecten en wormen. In de winter zoeken ze een verborgen plekje op, onder bladeren, een hoop takken of zelfs onder de grond. Als het zacht weer is in de winter kunnen ze soms toch even tevoorschijn komen.
Het leven en de cyclus van deze kikker
Het leven van de bruine kikker draait voor een groot deel om water. In het vroege voorjaar zie je vaak de eerste dikkere kikkers in de buurt van vijvers en sloten. Ze maken dan hun herkenbare kwakgeluid om een partner te lokken. Zodra ze een plek hebben gevonden, leggen de vrouwtjes vaak hele klompen kikkerdril in het water. Hierin zitten honderden eitjes. Na ongeveer twee weken komen hier kleine kikkervisjes uit. Die eten vooral algen en ander klein spul in het water. Na enkele maanden groeien uit de visjes kleine kikkertjes, die het water verlaten en aan land verdergaan. In de herfst gaan de dieren op zoek naar een plek om te schuilen voor de koude maanden.
Voedsel en natuurlijke vijanden
Deze kikkers eten vooral dieren die kleiner zijn dan zijzelf, zoals spinnen, insecten, wormen en soms zelfs kleine slakjes. Omdat ze zelf geen gif of scherpe tanden hebben, zijn ze een makkelijke prooi voor roofdieren. Egels, vogels, muizen en soms zelfs huisdieren zoals katten en honden eten ze op als ze de kans krijgen. Door hun bruine kleur zijn ze soms moeilijk te zien voor vijanden, zeker in gevallen bladeren of bruin gras. Ook dikke rietkragen of hopen bladeren bieden een schuilplek.
Aanpassing en bescherming in een veranderende wereld
Bruine kikkers passen zich goed aan aan hun omgeving. Hierdoor zijn ze één van de populairste amfibieën van Nederland. Toch is het voor deze soort belangrijk dat er genoeg water en schuilplekken zijn in tuinen en buitengebieden. Door vernieuwing van het landschap, verdwijning van vijvers of vervuiling, wordt het soms moeilijker voor ze om te overleven. Gelukkig helpen mensen vaak mee door schoon water in tuinen te houden en hoopjes bladeren niet meteen op te ruimen. Zo blijft deze bekende kikker nog lang in Nederland te zien.
Veelgestelde vragen over de bruine kikker
Wanneer kun je de bruine kikker het beste zien?
De bruine kikker kun je vooral zien in het voorjaar en de zomer, omdat hij dan actief is en zich laat horen en zien bij vijvers en sloten.
Is de bruine kikker giftig of gevaarlijk voor mensen?
De bruine kikker is niet giftig of gevaarlijk voor mensen. Hij heeft geen giftige huid en doet mensen niks.
Wat eet een bruine kikker graag?
De bruine kikker eet vooral insecten, wormen, slakken en spinnen. Hij jaagt op alles wat hij makkelijk kan grijpen en doorslikken.
Hoe oud kan een gewone bruine kikker worden?
Een bruine kikker leeft meestal tussen de 6 en 8 jaar, maar in het wild worden ze soms iets minder oud door roofdieren en ongelukken.
Wat helpt de bruine kikker om te overleven in de winter?
In de winter zoekt de soort een schuilplek, bijvoorbeeld onder bladeren, in composthopen of in de grond, zodat hij kan overwinteren zonder bevroren te raken.




